donderdag 14 augustus 2008

Column Volleybal Life, deel 7, februari 2007

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

We mogen niet klagen, we doen het niet verkeerd. Als debutant in de derde klasse staan we beurtelings op de tweede en derde plek. En van de nummer 1 hebben we zopas een setje gepakt. Maar: we klagen wel! Waarom? De klachten-top 3 bij Heren 2 luidt:
1. De pot moet alweer worden bijgevuld!
2. Ik zit alweer op de bank!
3. We speelden alweer slechter dan we kunnen!
Kenmerkend is het woordje ‘alweer’ in alle drie de klachten. Een zich universitair scholende teamgenoot meende dit erover te moeten menen: “Geconcludeerd mag worden dat het een evident repeterend patroon betreft in de volledige verzameling van zich voordoende klaaggevallen.” Dus.

Het probleem van de pot zonder bodem ligt ‘m in het feit dat het sportcafé zo ont-zet-tend gezellig is. We hebben de leukste kroeg uit het circuit, en daar moeten we voor boeten. Zowel in de portemonnee als op de weegschaal. Bij een verjaardag van een van de teamgenoten komt er natuurlijk een schaal warme vette happen op tafel, met de nodige koude vette sauzen. Is er niemand jarig, dan moet die uit de pot komen. Geen probleem, de ballen knetteren reeds in het vet als wij onder de douche vandaan komen, telkens weer. En: vet moet drijven, dus… need I say more.

Dan nu het bankprobleem (niet inherent aan het bovenstaande). Eigenlijk hebben we de ideale teamindeling: op iedere positie hebben we twee veld- en één bankspeler. Afgesproken is om ‘sociaal maar wel resultaatgericht’ te wisselen. Het mag duidelijk zijn dat dit voer is voor hevige disputen c.q. klaagzangen. Een teamgenoot wil het liefst altijd spelen omdat hij anders z’n energie niet kwijt kan. Een ander meent een evident repeterend patroon in zijn bankzitterij te herkennen. Heeft weer een ander wel recht op een basisplaats als ‘ie nooit mee traint? En hoe speelt de aanvoerder, die zichzelf ook moet wisselen, zijn onvermijdelijk dubieuze rol? Blij dat ik niet in zijn schoenen spring, laat ik het daar bij houden.

Over de derde klacht – we speelden alweer slechter dan we kunnen – kan ik kort zijn: we hebben een imagoprobleem!

Klaag niet om wat gij niet verhelpen kunt; poog te verhelpen wat gij klagen doet, aldus een Chinees gezegde, maar dan in het Nederlands. Een volgende keer zal ik op deze plaats pogen te verhelpen wat ons klagen doet. Of niet, er moet wel wat te klagen blijven! O ja, klachten over het te spelen systeem zijn opgelost. We trainden systeem A, dus dat speelden we ook in de wedstrijden. Dacht de helft. De andere helft dacht er anders over. Gevolg was dat we de eerste wedstrijd van het seizoen twee systemen door elkaar speelden, en niemand die het merkte. Detail: we speelden de sterren van de hemel. De tweede wedstrijd ging het faliekant mis: gapende gaten en bikkelharde botsingen. Uiteindelijk deed het aloude spreekwoord opgeld: als de rib gebroken is, kiest men het juiste systeem.

Jeroen (alweer genezen)

Geen opmerkingen: