zondag 17 augustus 2008

Column VolleybalLIFE, deel 16, augustus 2008

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

De VS doet het – qua volleybal – redelijk, internationaal gezien, niet? Althans, dat deelt mijn geheugen mij krakend mede. Normaliter vlieg ik dan het internet op om dat te checken, ware het niet dat ik op het moment van schrijven in een vakantiehuisje in de zojuist genoemde 'God-bless-the-United-States-of-America' zit. Zonder internetverbinding (thank God, het is vakantie!). Hoe dan ook; ze zullen het bij de Olympische Spelen vast goed doen, daar zijn het nou eenmaal Amerikanen voor.

Rare jongens, die Amerikanen. Sporten zich op school een hoedje, met bij ieder schoolgebouw een waar sportcomplex. Om na die school te kunnen doorstuderen, moet je een bak geld meenemen. Wat doen ze? Ze proberen een felbegeerde ‘scholarship' te bemachtigen, een beurs, zeg maar. En die worden vaak gegeven op basis van uitstekende sportprestaties op de scholen. Dus de Bill Gates’s van destijds grepen ernaast (nou is het met hem wel goed gekomen, maar al die andere veelbelovende nerds lopen nu vakken te vullen bij de Wallmart), terwijl de sportende dombo’s, zoals ze in de Amerikaanse highschoolfilms worden getypeerd, die scholarships tot een desinvestering maken, want dat worden later stuk voor stuk schoenverkopers. Geen wonder dat die dollar zo laag staat! Interessant om te weten: was Bush vroeger goed in sport, net als z’n vader? En hoe kwam Obama aan zijn beurs?

Maar wat nou écht raar is, is dat ze na die schooljaren ophouden met sporten. Daar waar wij als DINKY’s (Double Income, No Kids Yet), YASPBESGOAUWB’s (Young And Stressful Parents Because Everything Should Go On As Usual With Baby’s) en meer van dat soort in gevatte afkortingen gevatte episoden des levens, nog lekker een balletje slaan in Heren 2, houdt de gemiddelde Amerikaan gewoon op met sporten. Het stopt. Tot hier en niet verder. Een enkeling jogt of fitnesst nog wat – fitnesszalen zijn hier 24/7 geopend, voor die paar fanatiekelingen – de rest houdt gewoon op met sporten. Maar houdt niet op met… eten! Wat ook nog eens redelijk ongezond is in een gemiddelde Wendy’s, Waffle House of Popeyes. Of in een Family Dollar supermarktje deep down op het platteland. En dat alles in super size, dus ze worden zelf ook super size; der Mensch ist was er isst.

Nee, geef mij dan dat breed in de Nederlandse samenleving bestaande, goed georganiseerde verenigingsleven waar wij nogal eens op lopen te kankeren omdat er nergens meer vrijwilligers voor te vinden zijn, steeds minder leden opdraaien voor het meeste werk, verenigingen kleiner – en daardoor duurder per lid – worden door de individualisering van de maatschappij en we zonder pardon in zaalwacht- of scheidsrechterschema's worden ingeroosterd, zonder ontsnappingsclausules. Dat bevalt me wel. Blij dat mijn vrouw mijn kinderen in Nederland op de wereld heeft gezet.

Jeroen (kilootje meer)

donderdag 14 augustus 2008

Column Volleybal Life, deel 15, juni 2008

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

Bril is ziek! En omdat De Volkskrant die veelgelezen columnruimte niet blank wil laten, bellen ze Giphart. Begrijpelijk. Die schrijft meteen over zijn droom dat Ernst Happel ‘m van de tribune grist om in te vallen. Hij zal er vast ook de winnende goal bij gedroomd hebben. Laat ik nou dromen dat ze mij bellen! Kan ik eindelijk ook een Bril schrijven! Zo’n ogenschijnlijk nergens over gaand, voortkabbelende beschrijving van een dorpje, een straat, een café, een omstandigheid, tot daar plots die wending komt waardoor je beseft dat alles wat je daarvoor nietsvermoedend tot je hebt genomen ineens exact op z’n plek valt, passend als rijstzakken op een vliegveld in Birma.
Als ik mag, zal ik het dan in mijn column (‘ReserveBril’) hebben over die stapel folders op de stoep, waarvan het me opvalt dat het tegenwoordig blijkbaar zo slecht gesteld is met het animo van de folderaars, dat ze niet eens de moeite nemen hun voorraad even óver de heg te gooien. Nee, pardoes op de stoep, vóór de frisgroene heg die door de aanbieding in de betreffende folder een messcherpe behandeling moest vrezen. Misschien is die stapel niet eens uit de fietstas gehengeld, maar gewoon ff noncha de fiets scheef gehouden, zo een oepsmoment creërend, en dan relaxed wegfietsen, een ‘dass habe ich nicht gewusst’ instuderend voor die eventueel plots achter de struikjes vandaan komende veldwachter… Hm, niet zo Brillerig, er gebeurt te veel.
Nee, dan mijn avontuur in het ziekenhuis, een ‘schrijf-het-van-je-afcolumn. Met zoon van twee bij de kinderarts langs. Bloed afgetapt want ‘we moeten onderzoeken wat het is door uit te sluiten wat het niet is.’ Terloops werd nog een hele enge ziekte genoemd die uitgesloten moest worden, met daarbij het veelzeggend advies daar maar niet te veel over te lezen, ‘dan maakt u zich onnodig zorgen’. Heel fijn, maar dat is nog tot daar aan toe. Want dan mag er uit een tonnetje een cadeautje gegrabbeld worden, en ’t ventje houdt, nog nasnikkend van de scherpe naald in z’n huid, een plastic bolletje in zijn hand zonder pleister. Daarin een in China door collega-peuterhandjes opgevouwen stickertje, waarop een afbeelding prijkt van… Magere Hein! Compleet met zeis, om het laatste sprankje hoop op een goede afloop ongenadig weg te kappen. Nou vraag ik je! … Hm, is dat Brillerig? Martin schrijft over zijn dochters…
’t Gaat overigens helemaal niet over volleybal in deze oefening tot ReserveBril. Het seizoen is ook afgelopen, er gebeurt tenslotte niks meer. Er staat ook helemaal niks in deze VolleybalLIFE, dat zie je. Laat ik nou toevallig vanavond bij een teamgenoot een biertje drinken, wiens moeder – hij is thuiswonend – voorzitter is en wiens vader coach en clubnestor uithangt. Ik dacht: ik gooi in de groep waar mijn column over moet gaan, ‘t is tenslotte deadline-avond en er staat nog geen letter in de compu. Krijg ik van die ouwe het verhaal van die o-zo-genoeglijke sfeer die ‘ut kluppie’ op het stratenvoetbaltoernooi uitstraalt dat het hele dorp (dertien straten deden mee) verwonderd gadeslaan hoe Amstelbiervriendengezellie de leden met elkaar omgaan dat er een onbedwingbare drang ontstaat om hierbij te horen en derhalve lid te worden.
Nee, ik schrijf wel dat ik het spelletje zo mis, dat ik op een willekeurige doordeweekse avond van lieverlee triest een biertje ga doen bij de voorzitter.
Martin, beterschap! Volkskrant, mijn mailadres: reservebril@gmail.com.
(Wijziging 24 maart 2009: uit piëteit met de enige echte onvervangbare, heb ik dit mailadres weggegooid.)

Jeroen (al na 1 biertje weer opgestapt)

Column Volleybal Life, deel 14, mei 2008

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

Oren, daar draait het om bij volleybal.
Wat is dat toch met volleybal, met sport, met het leven? Hoe het tussen de oren zit, is zo ontzettend belangrijk! Oké, je moet een passje kunnen plaatsen en een sprongservice binnen de lijnen rammen, maar dat talent valt te trainen. En dat WORDT getraind. Tot in den treure! Maar wat mentale training? No way.
En neuzen, daar draait het om bij volleybal.
Hoe je samenwerkt in deze overvolle maatschappij is ook van doorslaggevend belang. Zonder collectieve flow is het vrij worstelen tegen de stroom in. In het bedrijfsleven is het al jaren gewoon om de hei op te gaan en daar teamgoals en missies te formuleren en de neuzen dezelfde kant op te workshoppen. Doen we dat ook in de sport? Te weinig.

Ik las pas dat de Annie van der Velde – voor de niet-Friezen en niet-voetballers: de vrouw van Riemer, oud-voorzitter van SC Heerenveen – hem hielp met scouting. Want dan waren er meerdere wedstrijden tegelijk, en stond zij dus op het ene, en hij op het andere veld. Riemer gaf haar een formuliertje mee dat ze moest invullen. Annie verklaarde op hele andere dingen te letten dan haar man dat deed. En dan niet op – cliché – de mooie benen waar voetballers patent op schijnen te hebben (ja, wij kunnen de strijd niet aan met die dikke bulten op onze knieën, hoewel ik op tv voetballers zie lopen met kousen die haast tot in de broek reiken, wat ook weer geen gezicht is; zouden ze een doorzichtig jarretelletje eraan hebben?), maar Annie let op hoe hij communiceert met ploeggenoten én tegenstanders, reageert op het publiek en of hij met fouten kan omgaan. Terwijl Riemer op mannendingen als tweebenigheid, snelheid en positiespel let. Ik zet mijn geld op de speler die Annie scout! En waarom? Omdat het er gewoon om draait of je er als speler in gelooft. Of je het spelletje serieus neemt, of je mentaal sterk bent. En dat kill-blok, die pass-op-maat en die snoeiharde smash komen dan vanzelf wel. Uitgaande van een snufje aanwezig talent, uiteraard.
Tot zover de oren. Helaas, daarmee zijn we er nog niet; de neuzen nog. Want dan krijg je te maken met je medespelers, bij wie het ook moet kloppen tussen de oren. En daartussen zit een neus, die dezelfde kant op moet wijzen als de jouwe. Pff.

We zijn volleyballers. We zijn mannen. We zijn Friezen. Nuchter, down to earth en – met name in de groep – gaat het gesprek over de damesteams, de auto’s en andere ‘lullige’ onderwerpen. Kunnen we het nu eens over andere ledematen hebben: de neuzen en oren?
Nu ff over mezelf. Mijn buikje groeit, mijn conditie niet. Ik train, voor een recreant, fanatiek. Edoch; een betere techniek zit er niet echt meer in; fysiek kan het alleen maar minder worden. Maar mentaal… wacht maar af! Mijn neuzen en oren staan dezelfde kant op, daartussen zit het wel goed (eh?).

Jeroen (doorgaans best nuchter)

Column Volleybal Life, deel 13, maart 2008

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

Ik heb zo’n hekel aan die waan-van-de-dag-journalistiek waar Ajax na een van de zeldzame goede wedstrijden meteen weer ‘op de weg terug’ is en een luttel weekje later na verlies tegen Roda ‘de titel definitief uit het zicht heeft verloren’. Nu schreef ik in de vorige column – voor de mensen die ‘m niet dagelijks herlezen zal ik het nog even in herinnering roepen – ‘Er bloeit wat tussen de leden van ons team’ Nu, reeds één column later, moet ik constateren dat die bloei geen vrucht heeft voortgebracht. Sterker: de hele struik hangt er reddeloos verlept bij!

Conclusie: te vroeg gejuicht. Ik was te vroeg met mijn blijmoedige constatering dat er zowaar iets als een team ging ontstaan. Dat we bijvoorbeeld door een minuscuul beweginkje van de punt van de pink van de spelverdeler allemaal wisten waar hij de volgende bal ging spelen. Dat we bijvoorbeeld na ieder punt elkaar opzochten, een handjeklap-in-de-lucht makend en een vloeiend lopende yell slakend. Dat we bijvoorbeeld vanzelfsprekend van elkaar wisten wie er wel en niet bij zouden zijn de volgende wedstrijd en wie zou meerijden of rechtstreeks zou gaan. Dat we bijvoorbeeld exact van elkaar weten wanneer de vette hap moet doorkomen, en wie bier, Murphy’s, Afflinger, chocomel-on-the-rocks of appelsap drinkt. (Hm, dat laatste weten we wel…)

Nu ben ik geen journalist die ‘objectief’ verslag doet, maar een columnist die mag schrijven wat ‘ie wil. Zo heb ik de bloei in de vorige column wel een beetje aangedikt. Het was een beetje wishful thinking. Ik dacht: laat ik die wens maar het heelal in sturen, in de hoop dat ‘ie uitkomt. Nou, het geheim van The Secret werkt vooralsnog niet voor Heren 2.

Wat heeft dit team nodig? Het moet worden gepokond! En dat in de vorm van een weekendje Ardennen, werd geopperd. Samen kanoën over de Ourthe; oei, oei, wat waren die stroomversnellinkjes levensgevaarlijk, zelfs overdwars hebben we ze genomen op werkweek van de middelbare school! Het wandje beklimmen en abseilen wat zo’n zevenhonderdnegenenzestigduizendvierhonderdvijfendertig scholieren en werknemers al voor je hebben gedaan. Al mountainbikend over veertig procent hellinkjes met glibberige rotsen en vervaarlijke boomwortels waarover je – omdat je de 40 al gepasseerd bent en dan lukt niet alles meer zo goed als toen – gelanceerd wordt, om vervolgens opgevangen te worden door de rest van je team. In het ziekenhuis ja.

Het gaat erop neerkomen dat we gewoon doorgaan, recht op de ijsberg af, want we kunnen toch niet zinken. Waar heb ik dat meer gehoord. Help, er worden al geintjes gemaakt dat de laatste wedstrijd de degradatiethriller gaat worden! Pas op heren!! Denk positief, doe positief, volleybal positief!!! Ik heb de vorige column een voorzet gegeven met mijn bloei. In m’n eentje werkt het niet. Nu jullie! Nu wij!

Jeroen (positivo)

Column Volleybal Life, deel 12, december 2007

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

’t Is tenslotte kerst, dus ff emo, hoor. Er bloeit wat tussen de leden van ons team. En dat proces, met name de schijnbare vanzelfsprekendheid ervan, ontroert me. Ik heb het niet over homoseksuele douchescènes waarvan we vroeger als pubers de lokale voetbalclub wel van verdachten; nee, ik heb het over… teamspirit… verbondenheid… kameraadschappelijkheid… saamhorigheid... Oef, wat een clichés en oubolligheden, het lijken de kersthits wel die momenteel als bloeiend onkruid de radio overwoekeren.

Op een mooie avond speelden we een mooie wedstrijd. Het eerste woordje: ‘we’ is in de vorige zin het belangrijkst. Want drie man zaten – op twee rally’s van ondergetekende na want de time-outs waren op – de hele wedstrijd op de bank. Maar die drie zaten wel op het puntje van die bank, want we leefden mee. Dus WE hebben de wedstrijd gewonnen. En WE hebben het gevierd. Ja, er bloeit wat…

Even uw geheugen Old Spicen: de twee herenteams van ons clubje waren – na vele jaren van kliekvorming – door een dappere technische commissie gehusseld. Maar vrienden-voor-het-leven zijn niet verdronken in melancholie, want waar ondergetekende stiekem van droomde, gebeurt. De mens blijkt een sociaal wezen, Rousseau had gelijk (en Wilders niet), en ik wist ‘t! Er bloeit wat…

Direct na de wedstrijd vliegen de sms’jes van sporthal naar sporthal. De uitslag wordt uitgewisseld, details worden uitvergroot, uitblinkers verzonnen en de thuisspelers nodigen de anderen uit met gezwinde spoed honkwaarts te keren. Om daar, ‘onder het genot van’, door te bloeien. Op een avond kwamen we zelfs gezamenlijk terecht in de lokale kroeg waar de gemiddelde leeftijd van de bezoekers dichter bij die van onze kinderen ligt dan die van onze eigen leeftijd. Reden; de benjamin van heren 1 is een gitaartalent die die virtuositeit liever op het podium dan in het veld uit. (Staat ook raar, zo’n Fender tussen de Mikasa’s.) Daar staan we dan, in een kroeg waar we te oud voor zijn, te hoofdknikken op plaatjes uit onze jeugd die deze coverband ten gehore brengt. Naarmate het bier vloeit, klinkt de muziek beter in de oren en we worden met de minuut c.q. promille alcohol grotere fans van onze ‘lead-guitar-player’. Ja, er bloeit wat.

Ik wens u ook heel veel bloei in 2008.

Jeroen (bloeit als een gek)

Column Volleybal Life, deel 11, oktober 2007

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

“Wiep!... Eh… Paul!... Nee, eh, jij!” Deze wanhopige kreten galmen momenteel over het veld als de spelverdeler een bal naar een van z’n teamleden wil sturen. Paniek! Teamleden die elkaar nauwelijks kennen! Dat komt ervan als je de twee herenteams van de vereniging – ja, hadden we er maar meer; één troost: we hebben zes damesteams – door de Technische Commissie door elkaar laat husselen. De TC heeft gewikt en gewogen en omgegooid (het roer). Gezelligheid is passé, presteren is het nieuwe adagio! Keihard en rücksichtslos gaan we voor resultaat! Doel van de TC: van de twee goede teams twee betere teams maken. (Als dát de TC écht lukt, dan gaan ze binnenlopen! Zo van: Feijenoord en Ajax, geef ons jullie spelersarsenaal maar, wij husselen dat de laatste dag voor de transferperiode nog ff door elkaar, en jullie zijn klaar om AZ en PSV te verslaan, laat staan Madrid en Liverpool. Daar moeten toch ettelijke miljoentjes in te verdienen zijn…). Hoe hebben zij van de TC dat geflikt? Toevallig weet ik dat…
Ten eerste: saneren. Men neme de ouwelullen uit heren 1, infiltrere een TC-lid daarin en die praat hen aan dat de tijd gekomen is om ruimte te maken voor de jonkies. Aldus geschiedde: twee oudere en drie jongere ouderen lieten zich vrijwillig overzetten naar het tweede team. Dat overigens, naar later bleek, in dezelfde klasse ging spelen, maar dat saillante detail terzijde.
Ten tweede: inventariseren en promoveren. Wie uit het tweede waren geschikt voor de grote stap? De veelbelovende belofte, de wilde wildebras, de berekenende rekenaar en de juichende - we-juichen-niet - juicher. De TC zette de deur naar succes wagenwijd open voor dit tot op het bot gemotiveerd viertal. Ik bleef overigens maar in Heren 2, omdat 1 niet rijmt op Wee.
Ten derde: geluk hebben. Aan het eind van het vorige en in de eerste weken van dit seizoen, meldden zich vijf nieuwe leden aan. VIJF! Jarenlang gekoesterde clubdromen gingen in vervulling. Ze bleken alle vijf ooit al (goed) gevolleybald te hebben. Voordeel: ze sloten naadloos aan bij – de bovenkant van – ons niveau, dus het verwezenlijken van doelstellingen is slechts een kwestie van in het veld gaan staan en het gebeurt. Nadeel: allemaal niet de jongste meer, dus broze knieën, kwetsbare ruggen en wankele schouders.
Ten vierde: puzzelen. Want wie gaat zich nou nog vanuit dat omvangrijke Heren 2 vastspelen bij de zes van Heren 1? De onderlinge competitie binnen het tweede wordt op het scherpst van de snede gespeeld, de concurrentie is moordend. Bijbaantjes als aanvoerderpikkie, ballenmaloot en bidonbuddy worden elkaar toegeschoven, om zelf maar zoveel mogelijk op het spel gericht te kunnen zijn. De kont van de trainer – ook TC – is lang niet zo schoon geweest!
Ten vijfde: barbecueën. Want wat er ook gebeurt, ge-bbq’ed gaat er worden, die traditie blijft voortbestaan. En dan worden de nu schots en scheef geslagen neuzen wel weer in dezelfde richting gebogen; die van de ranzig vette en daarom o zo overheerlijke barbecuesauzen.

Jeroen (ook lid TC)

Column Volleybal Life, deel 10, september 2007

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

‘Sand was coming between my bums, but it didn’t matter cause we were having fun’.
Roberto Jacketti refereerde met dit vrolijke niemendalletje in de jaren 80 aan een ‘hot, hot summer night’. Ik doel hiermee op het onvermijdelijke beachvolleybaltoernooi op een door het lokale loonwerkersbedrijf vol met zand gestorte parkeerplaats ergens in een provinciestad, dan wel dorp. Het moet gezegd worden: het is geweldig hoe beachvolleybal in Nederland groeit en bloeit. En dat terwijl de zomers met de huidige klimaatverandering spontaan worden verlegd naar april, als iedereen nog in de zaal loopt te zweten. In de officiële zomermaanden is het dan tussen de buien door tijd voor de toernooien. Eerst werden ze georganiseerd op ’t Zaailand en de Grote Markt, in de steden dus. En zo langzamerhand heeft ieder zichzelf respecterend dorp wel zijn eigen beachvolleybaltoernooi. Zijn er in de steden nog heuse prijzen als waardebonnen, volleyballen, tassen en aanverwante artikelen te winnen, als het dorp kleiner wordt, wordt het inleggeld na aftrek van kosten bij elkaar geschraapt en in een envelop geschoven, wat resulteert in bedrag ter hoogte van een bier- en reiskostenvergoeding voor de winnende finalisten. Ach, het gaat om het meedoen.
Mijns inziens zijn er twee categorieën beachvolleybaltoernooibeachvolleyballers. De eerste balt omdat ‘ie serieus met zijn sport bezig is en de zomer door bezig wil blijven met die sport, om het seizoen erop te excelleren in de zaalcompetitie. Nummer twee boeit het niet om te presteren, die gebruikt de vaste woensdagavond beachen om – net als in de rest van het jaar – tenminste een avond legitiem van huis te mogen zijn. En dat daar af en toe nog een beachvolleybaltoernooitje aan gekoppeld wordt, is alleen maar leuk. Echtgeno(o)t(e) en kinderen komen ook even langs ten tijde van de finale waar steevast niet aan deelgenomen wordt en doen gezellie mee met de aansluitende barbecue.

Wat ook zo mooi laagdrempelig is aan beachvolley, is dat iedereen het op de camping doet. (Te) Jong en oud, ervaren of onervaren, verantwoord of niet, allemaal achter die bal aan! De ‘animateur’ kan, fluit losjes bungelend aan zijn hand, gerust zijn aandacht richten op het bakvissenteam dat langs de kant zit; de strijdende teams regelen de scheidsrechterszaken onderling wel. Nog nooit zoveel enkeltjes achter elkaar zien zwikken als afgelopen vakantie in Frankrijk, waar een veld was aangelegd op een grindbed (steentjes met scherpe hoekjes!) dat niet erg meegaf. Ik moest het bekopen met een paar geschaafde knietjes – niet dat ik nou macho wil laten zien dat ik ook in het echt volleybal, maar zo’n bal die te pakken valt, wil ik dan ook gewoon pakken, dat hou je niet tegen – en een elleboog die zoveel geweld niet gewend was en het daarom uit protest op een bloeden zette. Wat er nogal angstaanjagend uitzag voor de tegenstanders; het door de alcohol – overvloedig genuttigd bij de maaltijd ervoor – verdunde bloed sijpelde in straaltjes richting mijn oksel als ik de armen omhoog hield, en naar mijn polsen als ze naar beneden ging. Gevolg: een volledig bebloede arm! Er was nog een gevaar, waar ik een ribbenkastje op heb horen kraken: de zuinige campinghouder had het gepresteerd een hoge drempel rond de grindbak te leggen; het mocht toch eens gebeuren dat er steentjes het – heerlijk zachte – omringende gras in rolden. Edoch, een laagdrempelige sport.

Jeroen (stonewashed)

Column Volleybal Life, deel 9, juni 2007

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

De heren van Heren 2 doen het goed. Althans, een groot deel ervan. Want maar liefst vier mannen nemen volgend jaar plaats in Heren 1. Uit het eerste team verhuizen een paar 'ouwelullen' en vroegsenioren-zullen-we-maar-zeggen naar een teampje lager. Hoewel, lager... het tweede is met de hakken over de sloot gepromoveerd naar dezelfde klasse als het eerste. De vraag is dus: is promotie van onze vier teamgenoten naar het eerste team dat in dezelfde klasse speelt nu een promotie te noemen? Een ingewikkeld verhaal; de uitleg noopt tot een begin bij het begin.
Lang geleden, ongeveer drie bruiloften, vijf poppeslokken (voor de Hollanders onder u, dat zijn kraamvisites; jullie eten beschuit met muisjes bij de baby, wij nemen een slok op de pop) en zes H2-jaarbarbecues, is de basis voor het huidige Heren 2 ontstaan. Daar is wel eens wat vanaf gegaan, er is het een en ander bijgekomen, eigenlijk staat er bijna niets meer van die basis van toen in het veld, maar ondergetekende begon destijds, dus ik hou dit bol van nostalgie staande verhaal erin. Zo. Dus al jaren zijn we een hecht team, een vriendenteam, die bij elkaar de tuin komt omspitten, adviseert over computeraankopen, elkaars sollicitatiebrieven schrijft, er nog een onderling competitietje bij squasht en tennist, samen musiceert, filosofeert, ontbijt; kortom: wij zijn boezemvrienden voor het leven en wat daarop moge volgen. We doen het – voor zover ik weet – nog net niet met elkaars echtgenotes, maar zou dat slechts een kwestie van tijd zijn? Dertigersdipjes zijn overleefd, maar penopauzes gloren aan de horizon. Hoewel, in dit soort midlifecrises versnoepen mannen zich toch aan jonge blaadjes? Dan maar de damesteams afstruinen. Hm, ik dwaal af. De laatste jaren hebben we tezamen bittere pillen geslikt, zoals de degradatie van derde naar vierde klasse. Collectief uithuilen en eendrachtig opnieuw beginnen resulteerde in een heroïsch kampioensfeest het jaar erna. Dit hebben we in gezamenlijkheid gevierd, ten volle beseffend dat dit alleen mogelijk was doordat we zo’n onverbrekelijke, unieke band hebben. Doordat we elkaar zo enorm goed aanvoelen. Zonder elkaar zouden we… tja… speerwerpen ofzo. Zeg maar Ajax met z’n Gouden Elftal van de broertjes Mühren en baardman Barry Hulshof. En Krol, Haan, Rep, Cruijff, enzo. In die glorietijd begonnen we zo ook ongeveer. Toen een brood nog een duppie kostte en een ei een halve cent. Of draaf ik nu – euforischer als ik per getypte regel word – een beetje door? Wellicht is toen mijn winnaarmentaliteit (ahum) ontstaan, een voorbeeld nemend aan mijn pa die zijn reis naar de Europese finale in Parijs dubbel en dwars terugverdiende door fanatiek kaartspel in de trein.
Ik dwaal weer af, ik wou dus uitleggen hoe het zo gekomen is dat het Heren 2 wiens wel en wee u de afgelopen seizoenen op deze plaats heeft kunnen volgen, vanaf nu niet meer hetzelfde is. De illustere figuur van Huub (ik kan nu zijn naam wel noemen) met zijn aan adhd grenzende energie en zijn – hoewel immer onbegrepen – ontwapenende onstuimigheid, het boomlange (zoontje-van-de-veel-kleinere-trainer) multitalent: de benjamin Redmar, de minstens zo lange stille willie Marco die aan de lopende band scoort terwijl niemand – behalve gelukkig de teller – het merkt en de altijd – zowel op zichzelf als op het team – kritische ‘we-juichen-niet’-Roelof die nog doorspeelt met twee gebroken benen; ze maken geen deel meer uit van Heren 2. Het moment is gekomen dat het zwaard van Damocles neerdaalt op ons team. Vooruitgang heet dat. De Technische Commissie wikt en beschikt, het tijdperk van de gezelligheid is voorbij, op naar de nieuwe gezelligheid. Want Edwin met zijn goede verhalen, Jurrit-Jan met zijn nog betere verhalen, ik met mijn getypte verhalen, Fred met z’n verhalen die de meisjes bekoren en Berend is een Brabants verhaal apart, blijven, dé basis voor weer zeven vette jaren.
Volgende keer stel ik de nieuwe (oude) leden van mijn allereigenste Heren 2 voor.

Jeroen (blijvertje)

Column Volleybal Life, deel 8, april 2007

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

Even over mezelf, hoor. Speel ik mijn beste wedstrijd sinds tijden, verliezen we met 3-0. Wat moet ik daarmee? Accepteren dat ik niet ‘het verschil kan maken’? Foeteren op de rest van mijn team waarom zij niet net als ik een topdag hadden? Alles goedbagatelliseren door ‘ja maar’ te roepen dat het wel de kampioen was waartegen we speelden? Ook nog wegrelativeren door te constateren dat in de eerste set een vinger uit de kom ging en dat de andere spelverdeler met z’n rug op slot speelde? Als olie op het vuur hoor ik fijntjes een medespeler na de wedstrijd tegen een teamgenoot de opbeurende woorden zeggen dat hij de beste was. “NEE, IK WAS DE BESTE!”, zei ik. Grote vraagtekens uitspuwende ogen waren mijn deel. Misschien moet ik me afvragen of ik wel een redelijk zelfbeeld heb? Daarom: deze column gaat niet over Heren 2, maar over mezelf. (Edoch, gaat niet alles wat je zegt over jezelf?)

Mijn pass is, laat ik het zo zeggen, enigszins onvoorspelbaar. Verrassend, kun je ‘m ook noemen. Leg ik een snoeiharde service keurig op de netband, slinger ik vervolgens een simpel balletje hoog in het net… dat de velden van elkaar scheidt. De trainer heeft het me uitgelegd: ik moet ‘in de pass kruipen’. Die bal als in slow motion ontvangen (ja, zo’n cliché treinstationscène waarbij twee geliefden elkaar na veel te lange tijd weer in de armen knallen), ‘m koesteren en liefdevol beminnen, vervolgens een dramatisch afscheid inbouwen door ‘m theatraal en met zachte druk een duwtje in de goede richting te geven en ‘m dan uitzwaaien tot ‘ie uit het zicht is verdwenen. Beetje geitenwollensokkentaal misschien, maar het werkt wel! Als ik het doe tenminste. Meestal vergeet ik het.

Mijn tennisopslag van vroeger gaf aanleiding tot een bijnaam met ‘kanonskogel’ daarin. Ik kán met die techniek ook een volleybal heel hard met enige topspin naar de overkant knallen, en in (ja, zonder racket natuurlijk). Maar ik doe het niet. Ik ben niet echt klein, dat moet in mijn voordeel werken. Maar dat doet het niet. Ik ben de nestor van het team, dus puur op ervaring zou honderd procent raak moeten zijn. Maar dat gebeurt niet. WAAROM NIET? Help! Is hier de hulp van een Sigmund nodig, of een trainer, of een beul? Is het psychisch, technisch of een kwestie van gewoon veel doen? Zucht… Ik hou het maar op een combi van die drie, en dus serveren we lustig doch zinloos want zich niet verder ontwikkelend verder.

Van mij als buitenspeler worden de vlammende, vlijmscherpe bliksemschichten verwacht, binnen de drie. Ahum, ik sta bekend als prikker. (…) Wat moet ik dáár nou weer mee??? Van nu af aan alles gaan rammen, ook al vliegt de helft weliswaar binnen de drie maar dan onder het net door en de andere helft vertrekt van mijn hand met ‘bestemming onbekend’? Of alle ballen die maar 1 cm net-niet goed liggen laten lopen en – terwijl ik licht overdreven met al mijn ledematen in het net land – pathetisch uitroepen dat ik daar ! niks mee kan! Niet echt constructief, lijkt me. Ook slecht voor de teamgeest. Dus ik prik maar verder, af en toe een puntje scorend.

Conclusie: met mijn zelfbeeld is het prima gesteld, ik ken mijn zwakke kanten en mijn… hm… Nou ja, ik ken mijn zelfbeeld. Volgende keer weer over Heren 2.

Jeroen (beheert de pot)

Column Volleybal Life, deel 7, februari 2007

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

We mogen niet klagen, we doen het niet verkeerd. Als debutant in de derde klasse staan we beurtelings op de tweede en derde plek. En van de nummer 1 hebben we zopas een setje gepakt. Maar: we klagen wel! Waarom? De klachten-top 3 bij Heren 2 luidt:
1. De pot moet alweer worden bijgevuld!
2. Ik zit alweer op de bank!
3. We speelden alweer slechter dan we kunnen!
Kenmerkend is het woordje ‘alweer’ in alle drie de klachten. Een zich universitair scholende teamgenoot meende dit erover te moeten menen: “Geconcludeerd mag worden dat het een evident repeterend patroon betreft in de volledige verzameling van zich voordoende klaaggevallen.” Dus.

Het probleem van de pot zonder bodem ligt ‘m in het feit dat het sportcafé zo ont-zet-tend gezellig is. We hebben de leukste kroeg uit het circuit, en daar moeten we voor boeten. Zowel in de portemonnee als op de weegschaal. Bij een verjaardag van een van de teamgenoten komt er natuurlijk een schaal warme vette happen op tafel, met de nodige koude vette sauzen. Is er niemand jarig, dan moet die uit de pot komen. Geen probleem, de ballen knetteren reeds in het vet als wij onder de douche vandaan komen, telkens weer. En: vet moet drijven, dus… need I say more.

Dan nu het bankprobleem (niet inherent aan het bovenstaande). Eigenlijk hebben we de ideale teamindeling: op iedere positie hebben we twee veld- en één bankspeler. Afgesproken is om ‘sociaal maar wel resultaatgericht’ te wisselen. Het mag duidelijk zijn dat dit voer is voor hevige disputen c.q. klaagzangen. Een teamgenoot wil het liefst altijd spelen omdat hij anders z’n energie niet kwijt kan. Een ander meent een evident repeterend patroon in zijn bankzitterij te herkennen. Heeft weer een ander wel recht op een basisplaats als ‘ie nooit mee traint? En hoe speelt de aanvoerder, die zichzelf ook moet wisselen, zijn onvermijdelijk dubieuze rol? Blij dat ik niet in zijn schoenen spring, laat ik het daar bij houden.

Over de derde klacht – we speelden alweer slechter dan we kunnen – kan ik kort zijn: we hebben een imagoprobleem!

Klaag niet om wat gij niet verhelpen kunt; poog te verhelpen wat gij klagen doet, aldus een Chinees gezegde, maar dan in het Nederlands. Een volgende keer zal ik op deze plaats pogen te verhelpen wat ons klagen doet. Of niet, er moet wel wat te klagen blijven! O ja, klachten over het te spelen systeem zijn opgelost. We trainden systeem A, dus dat speelden we ook in de wedstrijden. Dacht de helft. De andere helft dacht er anders over. Gevolg was dat we de eerste wedstrijd van het seizoen twee systemen door elkaar speelden, en niemand die het merkte. Detail: we speelden de sterren van de hemel. De tweede wedstrijd ging het faliekant mis: gapende gaten en bikkelharde botsingen. Uiteindelijk deed het aloude spreekwoord opgeld: als de rib gebroken is, kiest men het juiste systeem.

Jeroen (alweer genezen)

Column Volleybal Life, deel 6, oktober 2006

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

Onze club heeft de – na drie maal op rij kun je ervan spreken – traditie om het seizoen te beginnen met een trainingsweekend. Nu had Heren 2 de traditie om het seizoen te beginnen door deel te nemen aan een toernooi in de dorp van de aartsrivaal, en dit overigens meestal te winnen; goed voor de teamspirit. Deze strijd tussen deze conflicterende seizoenstarts is voorlopig gewonnen door Ameland; heel het team geeft boven een avond harde strijd in het hol van de vijand de voorkeur aan een weekend trainen met Dames 2. Want ook dat lijkt traditie te worden: de groep die huis en haard een weekend vrijwillig verlaat, bestaat uit Heren 2 en Dames 2, aangevuld met enkele leden uit de andere teams.

Zaterdagochtend, kwart voor zeven: de haren nog nat van de douche die niet het verkwikkende effect had waarop gehoopt werd, te vroeg voor de koffie; terwijl je weet doch niet ten volle beseft dat je daar nog ruim twee uur op moet wachten, je ergerend aan die ene vrolijke frans die niet gehinderd door enige vorm van ochtendhumeur de leukste uit staat te hangen, ondertussen opgelucht zijnd dat hij tenminste nog iets zegt omdat de anders ontstane grafstemming wellicht als een zwarte wolk met ons mee zou reizen over het Wad, verlangend naar de rit richting Hollum omdat je dan misschien nog even kan wegdommelen – o nee, ze hebben mij gecharterd als chauffeur – sta je elkaar aan te gapen op het parkeerterreintje voor de sporthal. Gezellig!!!

Na de koffie komt het toch nog goed. Men installeert zich in de goedkoopste herberg van het eiland met slaapzalen vol muffe stapelbedden waarvan je niet wilt weten hoeveel slaapuren daarop al zijn doorgebracht. Groot voordeel van deze kampeerboerderij is de aanwezigheid van een veld, waarop wordt gevolleybald, geschommeld, gefrisbeed en – de relevatie van het trainingsweekend 2006 – gekubbt. Ik ga het spel hier niet uitleggen, ‘lees het snel op kubbspel.nl’, feit is dat dit duf ogende spelletje fascineert en verslavend werkt. We hebben dan ook tot klokslag 12 uur gestreden; we waren langer doorgegaan ware het niet dat de gemeente dan de straatlichten dooft.

De avond/nacht moet natuurlijk in De Lichtboei worden doorgebracht, de plaatselijke discotheek. Moet? Nee, hier vond de Grote Schifting plaats: de dames gingen en masse de kroeg in, de heren verdeelden zich over de dames en een nachtelijke rit naar en deels op (sorry fietsverhuurder Kiewiet) het strand. Een groot deel van de zo ongeveer zwoelste nacht van het jaar werd gefilosofeerd over twee keer de helft, kwantummechanica, het oneindige heelal, de alles-is-één-theorie en seks.

O ja, er werd ook nog getraind. En nog eens getraind. En nog eens getraind. Bij de laatste training was er geen spier meer die meewerkte. Over zware arbeid gesproken: wel eens twee bejaarde stellen oude dakpannen van een groot (ex-kerk) dak zien halen? Op Ameland gebeurt het! Daarom: volgend jaar weer.

Jeroen (kubbkampioen)

Column Volleybal Life, deel 5, augustus 2006

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

Jeroen, de vaste columnist, is met vakantie. Ik ‘moet’ van hem dit stuk schrijven, omdat ik vanachter een biertje teveel beweerde dat ik dat ook wel kon; dat er geen barst aan was. Dus… Nou, daar zit ik dan achter mijn computer en ik ben nu al een kwartier bezig. Ik en mijn grote bek!

Ik volleybal niet, ik voetbal. Even voor alle duidelijkheid, meneer of mevrouw de volleyballer die dit leest: voetbal houdt in dat je met z’n allen de bal in het doel van de tegenstander moet zien te krijgen. In dat doel hangt een net. Bij jullie moet de bal over het net, bij ons juist erin. Jullie gebruiken de handen om de bal te verplaatsen, en soms de voet; wij gebruiken onze voeten om de bal te verplaatsen, en soms de hand van God. Als jullie scoren, vieren jullie dat met elkaar; als wij scoren, zonderen we ons af door ons shirt over het hoofd te trekken en keihard weg te sprinten. Als jullie klaar zijn, drinken jullie een biertje met de tegenstander, Wij zuipen ons na de wedstrijd helemaal klem, ieder team in z’n eigen clubhuis. Als jullie het niet eens zijn met de scheidsrechter, dan vragen jullie beleefd zijn beslissing uit te leggen; als wij het niet eens zijn, dan schelden we ‘m de huid vol. Als jullie smashen, heet dat bij ons een elleboogstoot.
Pfff, zo kan ik nog wel even doorgaan, maar dat is toch helemaal niet leuk? Of is dit wel leuk? Heeft Jeroen dat ook als ‘ie dit schrijft: twijfel of het wel leuk is? Eerst maar eens een biertje…

OK, dit schiet op, nog minder dan een half A4’tje, dan ben ik klaar. Ehm, wat nu… Ja, ik weet nog iets! Want ik kan ook volleyballen (ahum). Wij – ik de voetballer en jij de volleyballer – ontmoeten elkaar in de zomervakantie. Want dan wordt er op de camping gevolleybald, door iedereen. En dan doe ik dus ook mee. Tenminste… ik doe een poging. Om m’n vingers niet te kneuzen, gebruik ik mijn vuisten. Soms gaat dat goed. Soms niet. Soms gebruik ik mijn voeten of mijn hoofd, wat gek genoeg ook mag. Dat gaat beter! Twee weken geleden stond ik er weer, op de camping. Maar ditmaal niet op een grasveldje, maar op een veld met strandzand; een beachvolleybalveld. Daar was ik niet blij mee: lood- en loodzwaar! Ik lag meteen op apegapen. (Of apengapen in die nieuwe spelling, weten jullie dat, redactieleden?) Bij voetbal gaan ze over op kunstgras, omdat het lekkerder loopt allemaal, en bij volleybal maken ze het zwaarder met zand! Voordeel van dat beachvolley is wel: mooie advertentie in het laatste nummer dat ik van Jeroen kreeg, vol ‘sappige details’ zal ik maar zeggen.

Klaar! ’t Viel best mee. Toch? Hoop ik?

De buurman (van Jeroen)

Column Volleybal Life, deel 4, juni 2006

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

Het weer is weer zomers, dus we gaan massaal naar het strand. Om precies te zijn: naar een zandbak van zo’n tien bij vijftien meter. In het midden staat een netje gespannen, een slap aftreksel van het bekende, strakke, échte volleybalnet. Na iedere smash – of hand of arm of gehele medespeler – in het net moet het weer gespannen worden, maar dat gebeurt niet. Voordeel is dat je in de loop van de avond steeds gemakkelijker kunt scoren, wat voor mij wel van pas komt! Kortom: het beachvolleybalseizoen is begonnen!

Dat betekent nog niet dat het beachvolleybalseizoenweer is! Hoewel de laatste training in de zaal puffend van de hitte werd afgelegd, waagden we het toen gekscherend op te merken dat we de week erna blauwbekkend op het beachbalveldje zouden staan. Dat bleek een o zo profetische bewering. Want al was het weer zomers fris; beachen doe je in je beachoutfit. Dus blote voeten die langzaam in ongevoelige ijsklompjes veranderen, zomerse broek die ook als zwembroek dienst dient te doen en zo’n super los hangend hemdje waar de bal langs alle gaten boven, onder, links en rechts dwars doorheen kan vliegen.

Ook ik ontkom er niet aan. Het contrast is groot: slechts een paar jaartjes jongere teamgenoot die er duidelijk een sportievere levenswijze op nahoudt en die zichtbaar veel buiten werkt, en ik: overduidelijk kantoorpikkie dat weliswaar in het bezit is van twee onwaarschijnlijk sterke wijsvingers van het typen, maar wat zich helaas niet uit in manifesterende spierbundels in zo’n frivool hempie.

De eerste keer na een lange winter lijkt het team volleyballers meer het hobbyclubje WLTV (Wieden Leidt Tot Vreugde). De omliggende zwembad-speelweide blijkt in het voorbije seizoen de strijd met het zand succesvol aangegaan te zijn. Daarom wordt er lustig onkruid gewied en naarstig gespit. Twee man gaan op zoek naar de netten, wat een halve-avondvullende taak blijkt. Tussen de laatste grassprietjes beginnen we toch zo snel mogelijk al te meppen; hier hebben we tenslotte een lange winter op gewacht! Om na een kwartiertje alweer het eerste pauzetje in te lassen, want het is toch wel weer even wennen; zand veert niet zo mee als die lekkere houten vloer waar we normaal op spelen.

Op naar de gezellige toernooien, waar de barbecue tussen de velden staat te geuren, de deejay de scheids overstemt en waar finales plaatsvinden tussen ‘De Beachboys’ en ‘De Zandhappers’. Er wordt een klimaatverandering voorspeld met droge, warme zomers. Lang leve het beachvolleybal in Joure, Dwingeloo en Hendrik Ido Ambacht!

Jeroen (werkt aan zijn vorm)

Column Volleybal Life, deel 3, april 2006

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. Volleybal Life volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

“De doelstellingen van dit seizoen zijn gehaald”, werd droogjes uit de mond van Philip Cocu opgetekend bij het behalen van het – glansloze – kampioenschap. Wij als Heren 2 hadden niet als doel om kampioen te worden. Eerst maar eens handhaven in deze klasse, gaven we massaal als antwoord op de vraag van de trainer die aan het begin van het seizoen peilde welk vlees hij in de kuip had. Dat bleek dus geen pronte, van bloed doortrokken biefstuk, maar een angstig haasje. De deceptie van het direct weer degraderen na een promotie het jaar daarvoor zat te diep in ons geheugen gegrift om met het mes tussen de tanden de nieuwe competitie aan te gaan.

De trainer was not amused. Behalve dat hij vond dat er wel potentie in het team zat (en hij stiekem dacht dat hij persoonlijk het missende talent wel even kon compenseren met noeste trainingsarbeid), was hij niet tevreden met deze slappe instelling. Want, vrij naar Cruijff: ‘sporten draait om winnen, anders verlies je!’. Neem een voorbeeld aan de dameskegelclub te Beek, gemeente Genhout, met de veelzeggende naam: 'Alles of Niets'. Dat zegt genoeg! Die dames – kenaus moeten het zijn – smijten met hun ballen totdat de laatste baksteen van het plaatselijke kegelcentrum tot stof is verpulverd. Zo! Neem daar een voorbeeld aan, heren 2! Handhaven… pff.

De doelstellingen van dit seizoen zijn gehaald. We hebben ons gehandhaafd. De nodige punten zijn bij elkaar gesprokkeld, we zijn keurig in de middenmoot beland, buiten de degradatiezone gebleven. We handhaven ons glansloos.

Nee, neem dan onze afgelopen vier seizoenen; dát was pas sport: alles of niets! Om precies te zijn: drie maal alles en één maal niets: gepromoveerd, gepromoveerd, gedegradeerd en gepromoveerd. En nu: ‘handhaven’… slappe zooi! Geef ons roodgloeiende ballen, dampende fluiten, splijtende passes, zuigende set-ups, buitenaardse smashes, bittere tranen en uitzinnige vreugde. De dood of de gladiolen; geef ons alles of niets. Lang leve de dameskegelaars uit Beek, gemeente Genhout!

DUS: waarde tegenstanders, nee, waarde vijanden, volgend jaar... Maakt uw borst nat! Wij lusten u rauw, scheuren u aan stukken, verslinden u met huid en haar. Wij gaan tot het uiterste om u genadeloos te verslaan, kansloos te vernederen, onverbiddelijk te declasseren. Wij laten u alle hoeken van het veld zien, de ballen zullen u om de oren vliegen. U zult de coach bidden om een wissel, de scheidsrechter smeken om het eindsignaal. Scheidsrechters, zet u schrap, poetst uw kaarten, smeert uw fluit! Heren 2 gaat voor alles. Niet voor niets!

Jeroen (momenteel geblesseerd)

Column Volleybal Life, deel 2, februari 2006

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. Volleybal Life volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

In het kader van de teambuilding en de verbetering der onderlinge relaties tussen het eerste en tweede herenteam – en vooral ook omdat ’t gewoon erg gezellig is – hebben we, overigens ook omdat de mogelijkheid zich voordeed, gezamenlijk een skybox beklommen om tijdens een bekerwedstrijd de niet onverdienstelijk boerende, sympathieke provincieclub vanuit deze hoge positie zowel vocaal als mentaal te ondersteunen.

Nadat ik even was weggedroomd in de illusie dat spelers als Bosvelt en Yildirim ons luidkeels vanaf de tribune in ons eigen sportzaaltje fanatiek zouden bijstaan bij het al dan niet behalen van de tweede ronde in óns bekertoernooi (ja, enige fantasie is mij niet vreemd), schrok ik bruut wakker van de haast beangstigend begerige blikken van enkele teamgenoten op de witglimmende lederen voetbal waarop zwartgekalkt de handtekeningen van de voltallige selectie prijkten.
De winnaar van het kostbare vijfje – een benaming voor een voetbal van ouderwetse snit die jongere teamgenoten totaal niet kenden, zelfs de drs. met die naam was hen onbekend; het houdt me jong met hen in een team te spelen, zullen we maar zeggen – bleek zijn fantasie gebruikt te hebben bij het verzinnen van uitslag, ruststand, doelpuntenmakers en smaakje van de thee in de pauze. Geheel gespeend van enige kennis dan wel passie voor het edele voetbalspel, hij kan beter volleyballen, bleek hij twee ware cracks achter zich gelaten te hebben die thuis wat uit te leggen hadden, terugkomend met troosteloze prijzen als respectievelijk een behangrandje en een mok, versierd met de niet weg te denken pompeblêden.

Het werd een gedenkwaardige avond, niet in de eerste plaats vanwege de hoofdrol die de gastvrouw zich aanmat door de flessen met in eigen provincie gestookte kruidenbitter te hanteren met een vrijgevigheid die welhaast glansrijk de vergelijking doorstaat met de wijze waarop wij in onze traditioneel slechte eerste set punten verspelen. De drinkbroeders dronken en verbroederden; de bobbers dronken niet en verbroederden.

Onze meest begeisterde speler, over hem zul je op deze plaats nog veel vernemen, heeft nog energie over om wekelijks als seizoenkaarthouder vanaf zijn vaste stek zijn kluppie te steunen. Hij was zwaar gefrustreerd dat zijn oorverdovende aanmoedigingen dan wel commentaar het veld waarschijnlijk niet, de teammaten hadden hier een andere mening over, bereikten. Volgens mij hebben vooral de spelers op het veld deze aanvullende coaching gemist.

Kort na deze avond die als volwaardige teambuilding mag worden gezien, mede door het goed opgeloste incidentje waarbij het interieur van een gloednieuwe auto en een maaginhoud belangrijke rollen spelen, speelden we de sterren van de hemel. Sponsor van de skybox: bedankt!

Volgende keer over volleybal.

Jeroen (ook lid van de sponsorcommissie)

Column Volleybal Life, deel 1, september 2005

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. Volleybal Life volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

De Heren hebben het ogenschijnlijk goed voor elkaar: samen met een jongedamesteam een weekend feesten bij het Tevoko buitentoernooi op Texel. Schijn bedriegt: de heren mogen chaufferen, tenten opbouwen, bagage verplaatsen, Canei trakteren en beschermheren spelen in de disco. Maar ach, is het niet de schijnwerkelijkheid die de kar des levens trekt? Zei de oudste (wijste) van dit gezelschap, tevens stukjesschrijver.

Spreken we van een traditie, als we vorig jaar ook al meededen? Hoe dan ook, het scheen de laatste keer een groot feest geweest te zijn – ik was er niet bij – dus we moesten weer. De dames – met een hoog bakvisgehalte – schreven zich in als De Chickies, wij deden mee onder de minder alledaagse naam Hé Snol Waar Is Me Pomp? Een pomp konden we wel gebruiken; een zeven uur durende hoosbui zette de dag voor aanvang van het toernooi speelweide Het Vierkante Stuk onder water. Op de enigszins droge plekjes werden 18 velden gepropt. Tussen de wedstrijden dreven we gezellig met De Chickies op een dekzeiltje, pendelend tussen veld 15 en de broodjes warme worst.

Hé Snol Waar Is Me Pomp? Onze teamnaam bleek een succesvolle advertentie teneinde de vorig jaar aan iemand van De Snollen afgestane en nooit meer teruggegeven pomp retour te krijgen. Reeds de eerste dag kwam een Snol op ons af om het ware verhaal achter de Grote Diefstal van 2004 op te biechten. En de tweede dag kregen we onze pomp terug; hulde Snollen!
Bizar gevolg van de teamnaam was dat ik, als 38-jarige echtgenoot, vader van 2 kinderen, in bezit van eigen bedrijf en mezelf én het leven toch wel serieus nemend, een weekend lang doodleuk rondliep met levensgroot SNOL op m’n borst (de rest liep met WAAR, POMP, ?, HÉ, ME en IS).

De top 5 van dit weekend; ik tel af.
Op 5: we hebben de pomp terug!
Op 4: we zijn een stoel kwijt, meegenomen door een team…!
Op 3: puber in de disco die zich afvraagt wat ze in vredesnaam van dat dansfenomeen moet denken: óf hij is een versierbaar leeftijdgenootje óf hij is homo. Huub is 34, huisje-boompje-beestje en danst als een mengeling van Prince-of-hoe-die-tegenwoordig-mag-heten, Michael de Kindervriend en Vaslav Nijinsky (1889-1950, Russisch balletdanser, leed aan schizofrenie).
Op 2: de ober in de pizzeria-grillroom-steakhouse-shoarmazaak alias typisch-Hollands-want-goedkoper-kan-het-niet-vreettent die de soeplepel aangeeft met zijn beduimelde duim en vingers op dat deel van de lepel waarvan het de bedoeling is dat teamgenoot Jurrit Jan deze in zijn mond zal steken.
En met stip op nummer 1: de subtiele wraak van Jurrit-Jan door de lepel na gebruik aan te reiken aan diezelfde bediener op zo’n manier dat zijn vingers onafwendbaar het afgelikte deel van de lepel moesten omvatten.

Het was een leuk weekend.

Jeroen (buitenspeler)

P.S. ‘Het Is Geel En Je Kunt Er Op Staan’ won de mooiste-T-shirt-verkiezing. Op de achterkant van het shirt stond een kuikentje afgebeeld. Ik begrijp ‘m niet! Op de lagere school hadden we dat soort mopjes: Het is groen en het vliegt in de lucht: ‘een spruitvogeltje’ (hahahahaha!). Of: ‘een groen in-de-lucht-vliegertje’ (die laatste vond ik leuker, maar mijn klasgenootjes begrepen mij niet).