donderdag 14 augustus 2008

Column Volleybal Life, deel 5, augustus 2006

Zomaar ergens in Nederland, in een regio, in een rayon, speelt een Heren 2. ’t Zou het tweede van jouw vereniging kunnen zijn. VolleybalLIFE volgt de gebeurtenissen van dit ‘team next door’.

Het Wel & Wee Van Heren 2

Jeroen, de vaste columnist, is met vakantie. Ik ‘moet’ van hem dit stuk schrijven, omdat ik vanachter een biertje teveel beweerde dat ik dat ook wel kon; dat er geen barst aan was. Dus… Nou, daar zit ik dan achter mijn computer en ik ben nu al een kwartier bezig. Ik en mijn grote bek!

Ik volleybal niet, ik voetbal. Even voor alle duidelijkheid, meneer of mevrouw de volleyballer die dit leest: voetbal houdt in dat je met z’n allen de bal in het doel van de tegenstander moet zien te krijgen. In dat doel hangt een net. Bij jullie moet de bal over het net, bij ons juist erin. Jullie gebruiken de handen om de bal te verplaatsen, en soms de voet; wij gebruiken onze voeten om de bal te verplaatsen, en soms de hand van God. Als jullie scoren, vieren jullie dat met elkaar; als wij scoren, zonderen we ons af door ons shirt over het hoofd te trekken en keihard weg te sprinten. Als jullie klaar zijn, drinken jullie een biertje met de tegenstander, Wij zuipen ons na de wedstrijd helemaal klem, ieder team in z’n eigen clubhuis. Als jullie het niet eens zijn met de scheidsrechter, dan vragen jullie beleefd zijn beslissing uit te leggen; als wij het niet eens zijn, dan schelden we ‘m de huid vol. Als jullie smashen, heet dat bij ons een elleboogstoot.
Pfff, zo kan ik nog wel even doorgaan, maar dat is toch helemaal niet leuk? Of is dit wel leuk? Heeft Jeroen dat ook als ‘ie dit schrijft: twijfel of het wel leuk is? Eerst maar eens een biertje…

OK, dit schiet op, nog minder dan een half A4’tje, dan ben ik klaar. Ehm, wat nu… Ja, ik weet nog iets! Want ik kan ook volleyballen (ahum). Wij – ik de voetballer en jij de volleyballer – ontmoeten elkaar in de zomervakantie. Want dan wordt er op de camping gevolleybald, door iedereen. En dan doe ik dus ook mee. Tenminste… ik doe een poging. Om m’n vingers niet te kneuzen, gebruik ik mijn vuisten. Soms gaat dat goed. Soms niet. Soms gebruik ik mijn voeten of mijn hoofd, wat gek genoeg ook mag. Dat gaat beter! Twee weken geleden stond ik er weer, op de camping. Maar ditmaal niet op een grasveldje, maar op een veld met strandzand; een beachvolleybalveld. Daar was ik niet blij mee: lood- en loodzwaar! Ik lag meteen op apegapen. (Of apengapen in die nieuwe spelling, weten jullie dat, redactieleden?) Bij voetbal gaan ze over op kunstgras, omdat het lekkerder loopt allemaal, en bij volleybal maken ze het zwaarder met zand! Voordeel van dat beachvolley is wel: mooie advertentie in het laatste nummer dat ik van Jeroen kreeg, vol ‘sappige details’ zal ik maar zeggen.

Klaar! ’t Viel best mee. Toch? Hoop ik?

De buurman (van Jeroen)

Geen opmerkingen: